zondag 16 februari 2014

Notities #100-103

100) Voor ‘Coast to coast’, dat verscheen op wat zijn postume cd From a basement on a hill (2004) zou worden, vroeg Elliott Smith een bevriend dichter, Nelson Gary, een gedicht te schrijven over zelfgenezing, of de onmogelijkheid daarvan. Het werd ‘Exile in Paradise’s Tourmaline’, een prachtige opname van dat gedicht is te horen in de begeleiding van ‘Coast to coast’, Gary publiceerde het in zijn bundel Queen Maeve’s Boneyard (2008).

Gary’s roerende relaas deed me denken aan een opmerking van een andere vriend van Smith, Sean Croghan, in het cd boekje van een andere postume release, New Moon (2007). Croghan verzet zich tegen het beeld van de depressieve Smith dat na diens zelfmoord is ontstaan. Elliott Smith was een gewone kerel, zegt Croghan, met zijn goede en slechte kanten, en zijn goede en slechte buien. Smiths zelfmoord, en de teksten die daar naar vooruit lijken te wijzen, lijken Croghan tegen te spreken. Maar de depressieve teksten waren volgens Croghan gewoon in de mode in de scene waar Smith zich in bevond.

101) ‘Coast to coast’ gaat over een ‘circuit rider‘, een rondreizende predikant zoals die in de Verenigde Staten van de 19de eeuw actief waren. Dat deed me denken aan het indrukwekkende reisverslag van Otto Rahn, die in de jaren ‘30 een zoektocht naar de Heilige Graal ondernam en deze reis in een bonte collage van religieuze geschiedenis, Bijbelteksten, mythen, sprookjes en liederen beschrijft. Het resulteert in het erudiete, poëtische en ook grimmige Lucifer’s Court (1936, ik lees het in Engelse vertaling). Indrukwekkend is hoe hij ook de ‘fictieve’ werken als reële werkelijkheid behandelt.

Het is treurig dat Rahn toen, in 1936, door Himmler was ingelijfd in de SS, met als opdracht de superioriteit van het Germaanse ras wetenschappelijk te onderbouwen. Het boek wordt ontsierd door enkele passages waarin Rahn de wens uitspreekt dat de Joodse cultuur voorgoed uit Europa zal verdwijnen - duidelijk opgeschreven uit lijfsbehoud omdat elk verband met de rest van het boek ontbreekt. Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd Rahn ontslagen uit de SS, of nam hij ontslag. Hij werd niet lang daarna gevonden op een berg, doodgevroren. Algemeen wordt aangenomen dat hij zelfmoord pleegde, al dan niet onder dwang van de SS.

102) In zijn studie God en geweld behandelt René Girard het rituele offer. Dit was bedoeld om de behoefte aan wraak te kanaliseren, om zodoende te voorkomen dat een misdaad kon leiden tot escalatie van het geweld. Ons huidige rechtssysteem bevredigt diezelfde behoefte aan wraak. In primitieve culturen werd geweld gezien als een besmettelijke ziekte. Het geofferde dier of mens mocht dan niet d.m.v. geweld worden omgebracht maar werd dan bijvoorbeeld op een berg achtergelaten. Het is verleidelijk, maar misschien wat al te romantisch - en hoe dan ook historisch onjuist - in dit verband te wijzen op de dood van Rahn.

103) Girard wijst op het ‘nauwe verband tussen sexualiteit en geweld’, die zich uit in tal van overeenkomsten en die door zo’n beetje alle religies wordt onderkend. Merkwaardig is dat hij hierbij alleen het seksueel geweld noemt (verkrachting, incest) en niet seks als zodanig. Daar laat Girard m.i. na de consequentie te trekken uit hetgeen hij zelf schreef.

zaterdag 15 februari 2014

Citaat 15 februari 2014

Zij kozen met plechtige gezichten hun wijn, vouwden hun servet open en hadden het gevoel, zoals zij daar lekker warm met zijn tweeën zaten, onder het roken van een sigaret die zij een moment later, na er nauwelijks een paar trekjes van genomen te hebben, uit zouden maken wanneer het voorgerecht arriveerde, dat hun leven slechts de onuitputtelijke som van die fortuinlijke momenten was en dat zij altijd gelukkig zouden zijn, omdat zij verdienden het te zijn, omdat zij voor alles open wisten te blijven staan, omdat het geluk in hen huisde.

- Georges Perec (1936 - 1982)
Uit: De dingen (1965), vert. Edu Borger

zondag 2 februari 2014

Notitie #99

Iets kan er wel slordig uitzien, zoals hier op tafel nu: bloemen, papieren, koffiekopjes. Maar toch kan het niet beter dan zoals het is. Het is gewoon zo. Dus dan schrijf ik op: “Toch is hun schikking juist.” Maar als ik nu dit doe [hij verschuift het bloemenvaasje dertig centimeter] dat is niet fout, dus schrijf ik: “Verplaats er een en het is opnieuw juist.” Daar is niets tegenin te brengen!

Aldus K.Schippers in een interview met Bertram Mourits in de Poëziekrant. Nee, natuurlijk is daar niets tegenin te brengen: ‘juist’ en ‘onjuist’ zijn begrippen die op deze situatie niet van toepassing zijn; Schippers zegt het zelf: ‘Het is gewoon zo’. Tenzij je de hele werkelijkheid als een compositie opvat, en dat lijkt hier het geval; het fragment is een antwoord op een vraag over conceptuele kunst en een dergelijk antwoord past ook goed bij de opvattingen van Barbarber. Het citaat uit Buiten beeld dat volgt onderstreept dit:

misschien zijn het
facetten van iets dat zich
voortzet op de wereld, ‘t geheel
onttrekt zich aan je gezicht

Maar als de hele wereld, de hele werkelijkheid een compositie is, doet zich - naast de vraag van wie of wat deze compositie is, en welk doel deze dient - de vraag voor wat deze observatie waard is. Elke constellatie is immers ‘juist’.

Of bedoelt Schippers dat (conceptuele) kunst in zijn opvatting niets anders doet dan (een deel van) de (waarneembare) werkelijkheid weer te geven? In dat geval maakt de kunstenaar een keuze: geef ik (bijvoorbeeld) de tafel weer in de oorspronkelijke constellatie of met het bloemenvaasje dertig centimeter naar links? Daarvan is de consequentie dat hij de vraag naar de ‘juistheid’ van de compositie introduceert, want hij kan onmogelijk alle mogelijke opstellingen weergeven.